Artikel HJK: een meertalig perspectief

Artikel - Een meertalig perspectief

Veel kinderen spreken thuis een andere taal dan het Nederlands. Aanvankelijk kan hun Nederlandse spraak anders klinken dan bij eentalige kinderen. Kennis van de meertalige klankontwikkeling helpt om jonge meertalige kinderen te ondersteunen en mogelijke problemen te signaleren.

Bij peuters en kleuters die net beginnen met het leren van het Nederlands als tweede taal, kan de ontwikkeling in het Nederlands achterlopen op die van eentalige Nederlandse leeftijdsgenoten. Veel meertalige kinderen hebben bijvoorbeeld een kleinere woordenschat in het Nederlands dan eentalige kinderen. Dit kan vragen oproepen. Hoe leren jonge meertalige kinderen nieuwe woorden, en hoe kun je ze daarbij helpen? Welke rol speelt de klankontwikkeling hierbij? En wanneer moet je je als professional zorgen gaan maken?

Klanken: bouwstenen van woordenschat

Bij jonge meertalige kinderen is de woordenschat in de tweede taal vaak kleiner dan de woordenschat van eentalige Nederlandse kinderen (Scheele et al., 2010). Dit komt omdat meertalige kinderen relatief minder blootstelling aan het Nederlands hebben gehad, maar ook omdat ze de klinkers en medeklinkers van het Nederlands nog moeten leren. Deze klanken vormen de bouwstenen van woorden, immers: elk woord bestaat uit een serie van klanken. Dit betekent dat kinderen kennis moeten hebben van de klanken van een taal, om in die taal woorden te kunnen herkennen en uitspreken.

Klankontwikkeling

De klankontwikkeling begint al vroeg. Baby’s luisteren naar hoe er om hen heen gepraat wordt en ontdekken al tijdens het eerste levensjaar de betekenisvolle klanken van hun moedertaal. Daarmee kunnen ze woorden herkennen en onthouden. Op vijfjarige leeftijd kunnen kinderen de meeste klanken goed uitspreken, hoewel er veel individuele variatie is (McLeod & Crowe, 2017). Daarbij is blootstelling aan en oefenen met taal essentieel. Hoe meer klanken kinderen kennen, hoe meer woorden ze kunnen leren, en ander- som (Metsala & Walley, 1998). Bijvoorbeeld: kinderen kunnen alleen de woorden ‘beer’ en ‘peer’ leren als ze ook het verschil tussen ‘p’ en ‘b’ kunnen horen. Ditzelfde geldt voor het uitspreken van woorden en het toevoegen van woorden aan hun woordenschat; ook dan ontstaat de noodzaak om een onderscheid te maken tussen klanken.

Bron: HJK en Radboud Universiteit

Tekst: Lisa Verbeek, Mirjam BLumenthal en Judith Stoep