Intensieve behandeling bij taalontwikkelingsstoornis voorkomt problemen op de lange termijn

TOS

Jaarlijks lopen in Nederland honderden kinderen vast in hun ontwikkeling als gevolg van een ernstige taalontwikkelingsstoornis (TOS). Dit is een stoornis waarbij de taal in de hersenen minder goed verwerkt wordt en waar gemiddeld 1 op de 20 kinderen mee te maken heeft. Met logopedie is behandeling goed mogelijk, maar vraagt soms om specifieke expertise om echt vooruitgang te kunnen boeken. Krijgt een kind dit niet, dan kan dat negatieve gevolgen hebben voor zijn of haar ontwikkeling.

Taalontwikkelingsstoornis onbekend

Hoewel een taalontwikkelingsstoornis bij gemiddeld 1 op de 20 kinderen voorkomt, is het verschijnsel nog weinig bekend. “Dyslexie, autisme en ADHD kennen veel mensen, maar van TOS hebben velen nog nooit gehoord, terwijl dit vaker voorkomt”, zegt Esther van Velzen, logopedist en klinisch linguïst bij Kentalis.

Zonder behandeling van hun taalontwikkelingsstoornis kunnen kinderen veel negatieve gevolgen ondervinden: hun capaciteiten worden onvoldoende herkend en daardoor lopen kinderen het risico om lager uit te stromen op school. Kinderen met een taalontwikkelingsstoornis voelen zich vaak niet goed begrepen. Ze kunnen daardoor onder meer faalangst, een laag zelfvertrouwen of compenserend gedrag ontwikkelen. Esther van Velzen: “Een tijdige signalering en behandeling kan veel van deze problemen voorkomen.”

Onvoldoende vooruitgang

Bij ernstige taalontwikkelingsstoornissen lukt het echter niet altijd om met reguliere logopedie 
voldoende vooruitgang te boeken. Doorverwijzing naar een spraak- en taalambulatorium kan uitkomst bieden. Een ambulatorium is een gespecialiseerd centrum voor kort, tijdelijk en intensief onderzoek en behandeling.

Multidisciplinair onderzoek

Bij het spraak- en taalambulatorium wordt vanuit verschillende disciplines samen gekeken naar de problemen in de taal en spraak van een kind en wat daarachter schuilgaat. Zo doet een linguïst uitgebreid taalonderzoek naar onder meer klanken, woordvinding, zinsopbouw en vertelvaardigheid. Een neuropsycholoog onderzoekt onder andere het geheugen, de aandachtspanne en vaardigheden zoals plannen. Dit zijn belangrijke voorwaarden om taal te kunnen leren. De neuropsycholoog helpt ook met het aanleren van geheugenstrategieën voor het onthouden van woorden, kritisch leren luisteren en met psycho-educatie, bijvoorbeeld als een kind het lastig vindt om met klachten en moeilijkheden om te gaan.

Een logopedist zorgt vervolgens voor het technisch oefenen van klanken, woorden en zinnen. De praktische toepassing van de behandeling in dagelijks leven is eveneens een belangrijk onderdeel. De ouders worden hierbij nauw betrokken. Ze krijgen uitgebreide ondersteuning van een ouderbegeleider die hen leert om met de taalontwikkelingsstoornis van hun kind om te gaan en makkelijker contact te maken met hun kind. Na 6 tot 8 weken is duidelijk welke aanpak voor het kind het beste werkt. “Door deze succeservaringen zitten kinderen beter in hun vel en stijgt hun zelfvertrouwen,” aldus Esther van Velzen.

25 jaar topzorg

Logopedisten uit de eerste lijn zijn hier enorm mee geholpen. Het ambulatorium helpt dus niet alleen kinderen hun ouders, maar is er ook nadrukkelijk voor logopedisten uit de eerste lijn. Samen met hen wordt gewerkt aan nieuwe behandelopeningen. De ‘eigen’ logopedist van een kind wordt dan ook actief betrokken bij de behandelingen van het ambulatorium, zodat hij of zij voldoende handvatten heeft om het logopedietraject succesvol voort te zetten. Hetzelfde geldt voor leerkrachten en ambulant begeleiders, zodat ook in de klas beter met de taalontwikkelingsstoornis kan worden omgegaan.

Het spraak- en taalambulatorium is een vorm van topklinische zorg, die bovendien al ruim 25 jaar bestaat. Het eerste ambulatorium werd opgericht in 1998 in Eindhoven door Sint Marie, één van de voorgangers van Kentalis. Inmiddels zijn er 9 Kentalis spraak- en taalambulatoria in heel Nederland.