
Na zestien jaar directeur in het regulier basisonderwijs maakte Francis Bakker (64) een carrièreswitch: ze werd weer - net als daarvoor – leraar, maar dan in het speciaal onderwijs bij Kentalis Signis in Assendelft. Daar begeleidt ze sinds 2023 kinderen met TOS (taalontwikkelingsstoornis) in de groepen 4, 5 en 6. Waarom maakte ze deze stap? Hoe leerde ze de ins en outs van TOS? En wat maakt haar werk voor haar zo waardevol? In dit interview vertelt ze over haar ervaringen, uitdagingen en waar ze elke dag opnieuw energie uit haalt.
Een bewuste overstap
“Ik vond het directeurschap de laatste jaren steeds minder leuk worden op inhoud,” vertelt ze. “Steeds minder had ik te maken met het echte onderwijs. In plaats daarvan was ik vooral bezig met personeelstekort, ziekteverzuim en heel weinig met onderwijskwaliteit. Soms nam ik zelf groepen over als er te weinig leerkrachten waren. Toen dacht ik: waar ben ik eigenlijk elke dag mee bezig?” Omdat ze al goede contacten had met ambulant begeleiders van Kentalis en nieuwsgierig was naar speciaal onderwijs, besloot ze te solliciteren bij Kentalis. “Ik mocht eerst een maand meelopen. Dat had ik ook echt nodig bij zo’n overstap. Daarna ben ik er als leraar gestart.”
Nieuwe kennis opdoen
Toen ze begon, wist ze vooral theoretisch wat over TOS, door haar eerdere werk als directeur. “Maar door mee te lopen en daarna echt met de kinderen te werken, leer je veel sneller. Ik heb online trainingen gevolgd via de Kentalis Academie en kreeg veel hulp van collega’s.” Ze leest nog steeds veel over TOS en kijkt goed naar wat de kinderen nodig hebben. “In het begin dacht ik soms: waarom kan dit kind zich niet goed concentreren? Nu zie ik beter wat bij TOS hoort en wat misschien door iets anders komt, zoals het anders verwerken en opslaan van informatie, woordvindingsproblemen, dyslexie of slechthorendheid.”
Een waardevolle baan
Wat haar werk waardevol maakt? “Ik zie hoe kinderen stapje voor stapje verder komen. Kinderen met TOS moeten veel harder werken om zich uit te kunnen drukken. Daarom ben ik extra blij als ze successen ervaren. Bijvoorbeeld als een kind na veel oefenen zelf een som goed maakt, of als ze vertellen dat ze op een verjaardag in de buurt zijn uitgenodigd. Daar krijg ik energie van.” Ze noemt ook het voorbeeld van een leerling met TOS én autisme. “Toen deze leerling in mijn klas kwam, duurde het soms een uur om na frustratie weer rustig te zijn. Nu is deze leerling na vijf minuten weer in de groep. Dat is zo mooi om te zien. Het laat zien hoe belangrijk het opbouwen en hebben van een goede relatie met de kinderen is.”
Van directeur naar leraar
De overstap van directeur naar leraar ging heel soepel. “Ik wilde gewoon als nieuwe collega beginnen. In het begin vertelde ik niet dat ik directeur was geweest. Als mijn werkverleden ter sprake kwam, vertelde ik over mijn behoefte aan terugkeer in het leraar vak. Ik wilde vooral niet meer bezig zijn met papierwerk.” Op de vraag waar ze goed in is, zegt ze: “Ik blijf rustig, ook als het spannend wordt en blijf in contact. Ieder kind probeer ik goed te leren kennen en een fijne sfeer in de klas neer te zetten. Dat helpt enorm.”
Een schooldag in het speciaal onderwijs
Haar dag begint meestal om half acht. “Dan kijk ik of alles klaarstaat voor de dag. We starten als leerkrachten en andere collega’s met een ochtendoverleg. Als de busjes met de kinderen aankomen, ga ik naar mijn klas. Ik begroet de kinderen en kijk hoe ze erbij zitten.” In de klas werkt ze veel met structuur. “Dat is heel belangrijk voor deze kinderen. Ik gebruik naast praten ook ondersteunende gebaren, pictogrammen en vaste routines. Dat geeft rust en duidelijkheid.” Na schooltijd - de kinderen gaan om 14.00 uur naar huis - bereidt ze lessen voor of overlegt ze met collega’s. Ouders houdt ze via Social Schools op de hoogte van wat de kinderen op school doen. Want daarmee kunnen ouders dan weer inspelen op verhalen die de kinderen hen zelf vertellen.
Verschillen met het regulier onderwijs
Wat haar opvalt, is dat er in het speciaal onderwijs meer aandacht is voor gedrag. “Dat hoort erbij, want deze kinderen kunnen zich vaak moeilijk uiten. Frustratie ligt sneller op de loer, ook thuis. Daarom werk je veel aan het opbouwen van vertrouwen en een goede band met de kinderen.” Ze vindt dat juist heel mooi aan haar werk. “Gedrag begeleiden hoort er niet alleen bij, maar vind ik ook erg leuk. Als je een goede relatie hebt, kun je samen veel bereiken. Daarom zou ik het fijn vinden als een leerkracht twee jaar dezelfde groep houdt. Je bouwt dan echt iets op."
Leren van collega's
Francis leert ook veel van collega’s die al langer in het vak zitten. “Bijvoorbeeld van mijn ervaren duo-collega en de logopediste op school. Zij geeft groepslessen waar ik ook weer van leer. Ook overleg ik regelmatig met gedragsdeskundigen. We werken hier als team heel goed en prettig samen.”
Uitdagingen
Toch zijn er ook dingen die haar opvallen. “Er zijn weinig lesmethodes die echt voor kinderen met TOS zijn gemaakt. We moeten daarom zelf veel aanpassen. Denk bijvoorbeeld aan taal-/spellingsmethoden: een kind met TOS kan niet zoveel met rebussen of kruiswoordpuzzels. Het kost meer voorbereiding om materialen aan te passen, maar het levert zoveel betere resultaten op.”
Met plezier naar het werk
Of ze blij is met haar keuze? “Zeker. Ik krijg er veel voor terug. De kinderen hebben plezier in leren en dat geeft mij energie. Ik hou van actief werken, met thema’s en excursies. Maar het mooiste is toch om te zien hoe de kinderen letterlijk en figuurlijk groeien. Dat maakt dit werk elke dag opnieuw meer dan de moeite waard.”